Tekstenblad 1
Droomgezichten in Daniël

Daniël 2: Daniël 2: Daniël 7: Daniël 7: Daniël 8: Daniël 8: Daniël 10-11:
A vs. 26-31 lezen

32. Het hoofd van dat beeld was van gedegen goud


32-28. Gij, o koning (Nebucadnessar)
.... gij zijt dat gouden hoofd
vs. 1-3 lezen

4 Het eerste geleek op een leeuw, en het had adelaarsvleugels. Terwijl ik bleef toezien, werden het de vleugels uitgerukt, en werd het van de grond opgeheven en op twee voeten overeind gezet als een mens, en werd het een mensenhart gegeven.


17 die grote dieren, die vier, zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen; 18 daarna zullen de heiligen des Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden.
vs. 1 en 2 lezen

Inleiding tot gezicht
vs. 15-18 lezen
Inleiding tot uitleg vs.19 Zie, Ik maak u bekend wat geschieden zal in het laatst van de gramschap; want het doelt op het tijdstip van het einde.

B 32b. zijn borst en armen waren van zilver 39. Doch na u zal een ander koninkrijk opstaan, geringer dan het uwe; (Nebucadnessars zoon: Belsaszar kreeg van God te horen: uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven.
Dan.5:28)
5 En zie, een ander dier, het tweede, geleek op een beer; het richtte zich op de ene zijde op, en drie ribben waren in zijn muil tussen zijn tanden; en men sprak tegen hem aldus: sta op, eet veel vlees.
3 Toen ik mijn ogen opsloeg, zag ik, en zie, een ram stond voor de stroom; hij had twee horens, en die horens waren hoog, de ene echter was hoger dan de andere, en de hoogste rees het laatst op. 4 Ik zag de ram stoten naar het westen, naar het noorden en naar het zuiden, en geen enkel dier kon tegen hem standhouden; er was niemand die redden kon uit zijn macht, en hij deed naar zijn welgevallen en maakte zich groot. 20 De ram die gij gezien hebt, met de twee horens, doelt op de koningen der Meden en Perzen, 1 In het derde jaar van Kores, de koning der Perzen, werd aan Daniel een woord geopenbaard. 11:2 Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzie opstaan, en de vierde zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk
C 32c. zijn buik en lendenen van koper 39b. en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; 6 Daarna zag ik, en zie, een ander dier, gelijk een panter; het had vier vogelvleugels op zijn rug en vier koppen. En aan hem werd heerschappij gegeven.
5 Maar terwijl ik nauwkeurig acht gaf, zie, daar kwam een geitebok van uit het westen over de gehele aarde zonder de aarde aan te raken; en de bok had een opvallende horen tussen zijn ogen.
6 En hij kwam tot de ram met de twee horens... 7b. verbitterd stiet hij de ram, brak zijn beide horens,... en er was niemand die de ram uit zijn macht redde.
8 De geitebok nu maakte zich bovenmate groot, maar toen hij machtig werd, brak de grote horen af, en vier opvallende horens rezen in diens plaats op, naar de vier windstreken des hemels. 9 En uit een daarvan kwam weer een horen voort, die klein begon, maar die zeer groot werd tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het Sieraad,
21 en de harige geitebok (doelt) op de koning van Griekenland, en de grote horen die tussen zijn ogen stond, dat is de eerste koning.











22 En dat die afbrak en er vier in zijn plaats kwamen te staan: vier koninkrijken zullen uit het volk ontstaan, doch zonder zijn kracht. 23 En in het laatst van hun koningschap, als de boosdoeners de maat hebben volgemaakt, zal er een koning opstaan, hard van aangezicht en bedreven in listen.
3 En er zal een heldhaftige koning opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt.




4 Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen, en zonder de macht waarmee hij heerste;