Israël, het volk en het land van God
Deel 1 van 3 van deze bijbelstudie

 

Overzicht van onderwerpen die aan de orde zullen komen


Deze zeer interessante bijbelstudie heb ik samengesteld naar aanleiding van wat anderen mij hebben onderwezen. Alleen het gedeelte Israel-Gemeente is geheel eigen denkwerk.

  1. DE AARTSVADERS

    God gaf de aartsvaders beloften:

    • nationale- en internationale groei. "Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven."
    • geestelijke zegen door Jezus Christus. "en met uw nageslacht (zaad-St.vert. vgl. Gal 3:16,27) zullen alle volken der aarde gezegend worden."

    De beloften zijn te scheiden in:

    • Eerstgeboorterecht en
    • De scepter

    Na Abraham, Isaak en Jacob worden de beloften die te maken hebben met het eerstgeboorterecht en de beloften die te maken hebben met de scepter doorgegeven aan verschillende personen.

    Het begrijpen van deze beloften is van groot belang. Veel profetieën kunnen alleen goed begrepen worden als men de beloften goed bestudeert.


  2. HET NATIONALE BEGIN

    Het volk Israël begint zijn nationale bestaan in het land Kanaän. De twaalf stammen vormen één volk.
  3. DE SPLITSING IN TWEE NATIES

    Na een tijd van richters en profeten wil het volk een koning. Na Saul komen David en Salomo. Omdat Salomo's "hart zich afgewend had van de Here" strafte God hem door het koninkrijk van hem af te scheuren, zijn zoon kreeg slechts één stam om over te regeren. Deze scheuring van het rijk was in 931 v.Chr. Vanaf die tijd waren er twee naties, ieder met een eigen koning, ieder met een eigen regering.
    De grootste natie was Israël. De kleinste: Juda.
  4. HET EINDE VAN ISRAËL

    Na 18 koningen, de laatste is Hosea, worden de tien stammen in ballingschap weggevoerd. De Assyriërs namen hen in 722 v.Chr. mee naar hun eigen land.
  5. HET TIJDELIJK EINDE VAN JUDA

    Ongeveer 120 jaar nadat Israël in ballingschap is weggevoerd, voert Nebucadnessar de Joden in ballingschap. In die tijd van de Babylonische ballingschap waren er drie profeten die de woorden Gods doorgaven. Daniël, Jeremia en Ezechiël. Met name de laatste twee hebben profetieën doorgegeven die voor onze studie van groot belang zijn.
    De laatste koning, van de lijn Juda-David, -nog door Nebucadnessar aangesteld- was Sedekia. Na hem is er geen koning meer op de troon van David, ondanks een onverbrekelijk verbond dat God met David sloot.
    Na 70 jaar ballingschap, zoals Jeremia al geprofeteerd had, mochten de Joden terugkeren naar Jeruzalem.
  6. DE VERSTROOÏNG VAN DE JODEN

    In 70 na Chr. werden de Joden verslagen door het Romeinse 10e legioen. De tempel werd verwoest, zoals Jezus geprofeteerd had, en het volk werd verstrooid over de hele aarde.
  7. DE TERUGKEER VAN DE JODEN

    In 1948 werd door de teruggekeerde Joden de staat Israël (opnieuw) opgericht.
  8. DE TERUGKEER VAN HET VOLK ISRAËL

    Het volk Israël, de tien stammen, zal, als Jezus terugkomt, terugkeren naar het land wat God hen gegeven heeft. "Zo zegt de Here Here: zie: Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken."
  9. DE RELATIE: ISRAEL-GEMEENTE

    Het natuurlijke "oude" volk Israël heeft een bepaalde relatie tot de gemeente. Hoe is die relatie nu? En hoe gaat die relatie worden?

Gods weg met Israël

INLEIDING

In de volgende bijbelstudie gaan we Gods weg met Israël nader bestuderen. Niet alleen zoals het was tot aan Jezus' komst op aarde, maar we zullen ook gaan zien, dat God, ook nadat Jezus ten hemel opvoer, nog doorgaat met Israël.
Israël neemt een bijzondere plaats in bij God. Het is een volk waar Hij veel beloften aan gegeven heeft. Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen enkele belangrijke dingen over de Israëlieten.


Romeinen 9:4-5

"...zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkeid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften; hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid."


Romeinen 11:1

"Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!"


Romeinen 11:28b-29

"...naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk."

Israël heeft bij God niet afgedaan! God heeft een uitgebreid plan met deze wereld, maar met name met Israël. Maar is het dan niet zo, dat de gemeente nu het geestelijk Israël is? Zijn de beloften niet op ons overgegaan?
Op deze vragen zullen we in de komende bijbelstudie proberen in te gaan. Maar in deze inleiding wil ik toch alvast een paar dingen duidelijk maken. Er staat nergens, dat de christenen de plaats van het volk Israël hebben ingenomen in Gods plannen. Wij hebben deel gekregen aan Gods plannen. In Efeze 2 legt Paulus uit dat de heidenen, en bijbels gezien zijn wij dat, vroeger uitgesloten waren van het burgerrecht van Israël. We waren zonder hoop en zonder God. Maar door Christus Jezus zijn wij niet meer uitgesloten. Hij heeft Jood en heiden één gemaakt.


Efeziërs 2:11-16

"Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd wordt door de zogenaamde besnijdenis (de Joden), die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij (heidenen), die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus, Want Hij is onze vrede, die de twee (Jood en heiden) één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, In inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft."

Paulus zegt dit niet alleen aan de Efeziërs, hij schrijft hetzelfde, weliswaar in andere woorden, aan de Romeinen in het elfde hoodstuk:


Romeinen 11:17, 23 en 25-26

Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn (Israëlieten) en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken !.... (23) Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten.... (25-26) Want broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil Ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat:

De Verlosser zal uit Sion komen,
Hij zal de goddeloosheden van Jacob afwenden.
En dit is mijn verbond met hen,
wanneer Ik hun zonden wegneem."

Paulus schrijft dit nadat de Verlosser verschenen is. Jezus was toen al in de wereld gekomen. Als Paulus het dus zo aanhaalt in Romeinen 11, moet dat betekenen, dat deze profetie slaat op de "weder"komst van de Verlosser. Dat is als Hij terugkomt als Koning. Dan zal God hun zonden wegnemen. Het natuurlijke volk Israël moet dus bij de wederkomst van Jezus nog bestaan. Israël is dan ook volledig betrokken bij Gods Koninkrijk op aarde.

De gelovigen uit de heidenen, de christenen, zijn dus één gemaakt met de gelovigen van het volk Israël. Vroeger stonden wij ver af van alles wat aan Israël geschonken was. Wij leefden zonder hoop op een eeuwig leven en zonder God. Maar nu zijn wij, in Christus Jezus, één gemaakt met Israël. De beloften en de verbonden die God aan Israël gegeven had, zijn nu dus ook voor ons. Willen we inzicht krijgen in die beloften en verbonden, dan moeten we ons bezig gaan houden met de geschiedenis van Israël.

Die geschiedenis begint bij Abraham, Isaak en Jacob. God heeft hen beloften gegeven, die van grote betekenis zijn voor het volk van Israël en dus ook voor ons. Die beloften en verbonden hebben vaak voor ons, christenen, een andere vervulling dan voor Israël, maar willen we goed begrijpen wat die beloften en verbonden voor ons betekenen, dan moeten we ze bestuderen zoals ze gegeven zijn aan Israël.

Een ander punt wat ter sprake zal komen is: Het onderscheid tussen Juda en Israël. Het komt veel voor in de bijbel, dat God apart spreekt tegen Israël en apart tegen Juda. Als we niet goed begrijpen waarom God dit doet, dan is veel van de profetieën niet te begrijpen.


DE AARTSVADERS

Genesis 12:1-3

"De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat Ik u wijzen zal: Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden."

Met dit bijbelgedeelte begint in feite de geschiedenis van het volk Israël. En om een idee te krijgen hoe belangrijk dit volk in Gods ogen is, moeten we de verhoudingen in de bijbel eens vergelijken. We zien dan hoe de Heer 2000 jaar geschiedenis beschrijft in tien bladzijden (Gen. 1-11). Tien bladzijden worden maar gewijd aan de geschiedenis die vooraf ging aan het ontstaan en bestaan van het volk Israël. Daarna komt het grootste gedeelte van de bijbel, (dat zijn ruim 1000 bladzijden), en dan hebben we het alleen nog maar over wat wij noemen, het Oude Testament. En in die duizend bladzijden wordt het verhaal verteld van Gods handelen met het volk Israël. Maar zelfs in het laatste, dunne, stukje van de bijbel, het zo genaamde Nieuwe Testament, gaat het grootste gedeelte over de Joden. Maar het hele verhaal begint bij Genesis 12.
God roept Abram om hem tot een groot volk te maken. Abram zal de stamvader worden van het volk dat later Israël genoemd zou worden. Niet alleen van Israël zal Abraham de stamvader zijn, maar van een menigte volken. Daarom verandert God de naam Abram in Abraham.

Genesis 17:1-8 (a.u.b. lezen)


Genesis 17:4

"God sprak tot hem: Wat Mij aangaat, zie mijn verbond is met u en gij zult de vader van een menigte volken worden: en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een menigte van volken gesteld heb."

Aan Abraham en zijn nageslacht werden alle beloften van God gegeven. Over de twee eerste beloften hebben we net al gelezen in de eerste drie verzen van Genesis 12. God doet hier in feite twee beloften aan Abraham:

  1. "Ik zal u tot een groot volk maken...."
    Dit is een belofte voor zijn nageslacht, een natuurlijke belofte.
  2. "...en met u zullen alle geslachten der aardbodem gezegend worden."
    De woorden: "met u", worden in Genesis 22:18 aangevuld met: "uw zaad".(St.v.)
    Als we deze tekst vergelijken met Galaten 3:16, zien we dat het hier om een geestelijke belofte gaat. "Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen."
EEN GEESTELIJKE EN
EEN NATUURLIJKE BELOFTE

De geestelijke belofte, die in Galaten 3:29 aangehaald wordt, is bij bijna alle christenen bekend. En ze hebben er geen moeite mee het geestelijke aspect er van te zien. Maar de eerste belofte, de natuurlijke, wordt vaak over het hoofd gezien.
Misschien zegt u, net als ik vroeger deed: waarom is die eerste belofte wel natuurlijk? Die kan toch ook gemakkelijk geestelijk uitgelegd worden? Ja, je zou inderdaad kunnen denken, dat het grote volk de gemeente van Jezus Christus is. Maar bij een verder onderzoek naar die beloften, met name bij die welke aan Isaak en Jacob werden gegeven, en door hen aan hun kinderen werden doorgegeven, blijkt duidelijk dat het hier toch gaat om een natuurlijke belofte. Zelfs al voordat Abrahams zoon wordt gezegend, wordt het duidelijk, dat het hier om een natuurlijke belofte gaat. Toen Abraham 99 jaar oud was. zei God tot hem:

Genesis 17:4

'...en Gij zult de vader van een menigte van volken worden,"

Het zal duidelijk zijn dat deze menigte niet slaat op het enkelvoudige zaad.
Vers 6 zegt het nog duidelijker:


vers 6

'Ik zal u uitermate vruchtbaar maken, en Ik zal volken uit u maken en koningen zullen uit u voortkomen."

De verspreide, individuele christenen vormen geen naties. Maar zegt Petrus dan niet dat we een heilige natie zijn? Laten we maar eens lezen wat Petrus zegt.


1 Petrus 2:9

'Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie..."
Staat hier dat de gemeente verdeeld is in "een menigte volken". Nee, de gemeente is één heilige natie!

Maar toch deed God aan Abraham beloften en zegende Hij hem met de woorden: "Gij zult de vader van een menigte volken worden." Dit is dus een belofte die op een natuurlijke wijze vervuld zal worden. Wat God aan de stamvaders beloofde is van betekenis voor vele volken, al gaat het om natuurlijke beloften.

God gaf ook een geestelijke belofte, de belofte van genade door het "ene zaad" Jezus de Messias. De enige hoop op leven na de dood voor iedereen, ongeacht ras, kleur of geloof ligt in het geestelijk deel van de beloften.

Zowel de natuurlijke, als de geestelijke beloften moeten goed begrepen worden willen we de bijbel beter begrijpen. En als we de bijbel beter begrijpen, zullen we ook God beter begrijpen. En als we God beter begrijpen dan kan Hij ons ook beter inzetten bij de uitvoering van zijn plannen.


GODS VERBOND MET ABRAHAM

Abraham gaf gehoor aan Gods oproep: "Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal." Hij vertrouwde God, dat Hij de beloften zou vervullen. De natuurlijke- en de geestelijke belofte.

Later, toen Abraham door God op de proef werd gesteld, toen Abraham zijn zoon Isaak moest offeren, heeft God die beloften bevestigd.


Genesis 22:16-18

"Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des Heren: omdat gij dit gedaan hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee. en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar Mijn stem gehoord hebt."

God is zo onder de indruk van Abrahams totale overgave aan Hem, dat Hij de belofte nadrukkelijk bevestigt. God stelde daar geen voorwaarde bij. Het zijn onvoorwaardelijke beloften.
We weten natuurlijk allemaal, dat Abraham maar één zoon had, die voor de vervulling van die beloften in aanmerking kwam: Isaac. Als de beloften vervuld moesten worden, dan moest dit door Isaac. We lezen in de bijbel niet het verhaal dat Abraham die beloften van God doorgeeft. Wél zien we dat God Zelf Isaak zegent en die beloften doorgeeft.


Genesis 26:2-5

"Toen verscheen hem de Here en zeide: Trek niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal, vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb. En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat Abraham naar Mij geluisterd en Mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten."

Hier zien we dus weer de twee beloften die God aan Abraham deed:

1. DE NATUURLIJKE BELOFTE:

"U en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb. En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels en Ik zal uw nageslacht al die landen geven."

Duidelijk heeft God het hier over beloften van grond-landen-bezit. En dat het hier genoemde nageslacht niet het geestelijk nageslacht van Abraham is blijkt uit: dat dit nageslacht "al die landen" zullen bezitten.

2. DE GEESTELIJKE BELOFTE:

"en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden."

"En met uw nageslacht" is in de Statenvertaling weergegeven als: "met uw zaad". Deze belofte heeft alles te maken met de zegen, die door Jezus tot ons komt. (Galaten 3:16)

Later werd Jacob door Isaak gezegend.


Genesis 28:13-14

"En zie de Here stond bovenaan en zeide: Ik ben de Here, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak: het land waarop gij ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven. En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden. En met u, en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.”

Weer is het eerste gedeelte van de zegen een belofte, die op het puur natuurlijke vlak ligt, en weer is het tweede gedeelte van de zegen een belofte die geestelijke zegen inhoudt. De belofte die haar uitwerking heeft in Jezus Christus, het "ene zaad".

Abraham krijgt beide beloften. Zijn zoon Isaak ook en tenslotte Jacob ook. Maar vanaf Jacob werden die twee beloften verdeeld over meerdere personen. We zien dan ook steeds duidelijker worden, wat die beloften inhouden.


HET EERSTGEBOORTERECHT
EN DE SCEPTER

We zullen gaan zien, dat de natuurlijke beloften te maken hebben met het eerstgeboorterecht. En de geestelijke beloften hebben te maken met de scepter.

GEBOORTERECHT is elk recht wat verworven is door geboorte. Het heeft niets te maken met genade. Geboorterecht gaat gewoonlijk over van vader op zoon.

DE SCEPTER is het teken van koninklijke waardigheid, koninklijke macht. Het is een teken van (opper)heerschappij.

Als Jacob de beloften aan Abraham gedaan doorgeeft, dan doet hij dat niet aan zijn oudste zoon. Bovendien worden die beloften niet meer aan één zoon doorgegeven, maar de beloften worden gescheiden doorgegeven. Jacob geeft aan twee kleinzonen elk een eigen zegen door. Lees het merkwaardige verhaal maar eens in:

Genesis 48:1-22 (lezen in je eigen bijbel, of open een apart venster met deze teksten door op die knop te drukken -->)

Eerst maakt Jacob Efraïm en Manasse tot zijn zonen (vs.6). Dan zegent hij hen met gekruiste handen, zodat de één boven de ander gesteld werd (vs.14,21).
Van grote betekenis, in dit verband, is, dat Jacob van God een nieuwe naam had gekregen. Vanaf zijn worsteling met God heet Jacob: Israël.


Genesis 32:27-28

God vraagt Jacob: "Hoe is uw naam? En hij zeide: Jacob. Toen zeide Hij: uw naam zal niet meer Jacob luiden, maar Israël...."

Israël (Jacob) zegent Efraïm en Manasse met de woorden:

Genesis 48:16

"God....zegene deze jongelingen, zodat IN HEN MIJN NAAM (Israël)... voortleve en zij in menigte mogen toenemen...."

Jozef, de vader van die twee jongens, vindt die gekruiste handen maar niks en hij zegt tegen zijn vader:

Genesis 48:16-17

"Zo niet mijn vader, want déze is de eerstgeborene, leg uw hand op zijn hoofd. Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het mijn zoon, ik weet het: ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden: nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden."

Manasse zal dus een groot volk worden en Efraïm zal een volheid, of een menigte, of een gemeenschap van volken worden. Zowel Efraïm als Manasse krijgen een natuurlijke belofte.

Aan wie werd de geestelijke belofte, de belofte die te maken heeft met de scepter, doorgegeven? Het is Juda die deze zegen krijgt. Nadat Jacob Efraïm en Manasse gezegend heeft, zegent hij zijn zonen. Al die zegeningen zijn interessant, maar we zullen ons nu beperken tot de zegen die Jacob aan Juda gaf, en wel speciaal het volgende gedeelte:

Genesis 49:10

"De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn."

Nog even ter herinnering: Er waren beloften die met het eerstgeboorterecht te maken hadden. En er waren beloften die met de scepter te maken hadden. We zagen al, dat "De scepter van Juda niet zal wijken,..." Maar het eerstgeboorterecht werd gegeven aan Jozef, eigenlijk aan zijn kinderen.


1 Kronieken 5:2

"wel was Juda de sterkste onder zijn broeders en één uit hem werd tot vorst, maar het eerstgeboorterecht viel ten deel aan Jozef,"

De scepter, die met de koningslijn te maken heeft, kreeg Juda. Het heil, ofwel de vervulling van de geestelijke belofte, kwam door Jezus, die een vorst is uit de stam van Juda. De nakomelingen van Juda zijn Judeërs, later werden ze Joden genoemd. Jozef, noch zijn nakomelingen zijn van de stam Juda. Zij zijn geen Joden. Later in onze bijbelstudie zal dit belangrijk blijken te zijn.

De kennis van het eerstgeboorterecht is van groot belang en blijkt een sleutel te zijn tot het begrijpen van heel veel profetieën.
Nogmaals: Geboorterecht is een RECHT dat verkregen wordt door geboorte. Het heeft niets te maken met genade. Niemand kan eeuwig leven ontvangen als een recht, verkregen door natuurlijke geboorte. Verlossing komt door genade. We kunnen alleen "materiële" bezittingen verkrijgen door rechten van geboorte.

In het volgende deel gaan we het hebben over:


HET BEGIN VAN ISRAËLS NATIONALE BESTAAN
Ga door naar deel 3 Ga door naar deel 2

Genesis 17:1-8

1 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk; 2 Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate talrijk maken. 3 Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht en God sprak tot hem: 4 Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; 5 en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb. 6 Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. 7 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. 8 Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft het ganse land Kanaan, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.

Galaten 3:16

"16 Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus."